Huub Beurskens blijft nog steeds een van de meest miskende (om
niet te zeggen, onbekende) Nederlandse auteurs uit de jongste decennia. Hij
heeft een indrukwekkend oeuvre opgebouwd, dat tegelijk een grote consistentie
vertoont en een enorme variatie etaleert. Daarbij overstijgt Beurskens
moeiteloos de traditionele genrescheiding tussen poëzie en proza, met een taal
die gekenmerkt wordt door intense beweeglijkheid en een grote beeldende kracht.
In dat opzicht is de schrijver een late telg van het historische modernisme. Beurkens’
jongste bundel, Gedurig nader, biedt
alweer een fraai voorbeeld van die zoektocht naar de juiste uitdrukking, met
klassiek opgebouwde sonnetten naast lange, verhalende teksten.
Wat Beurskens bij
uitstek blijft boeien, is inderdaad de grilligheid van ieder moment en de
moeilijkheid om dat zo precies mogelijk in taal te vatten. De dichter is niet
zozeer gegrepen door het klassieke, nogal statische ideaal van eeuwigheid en
harmonieuze orde. Wat hem vooral bezighoudt, is de ontregeling daarvan,
waardoor ieder element, ieder ogenblik in zeker opzicht uniek en onherhaalbaar
wordt: het ogenschijnlijk storende detail op een stilleven, de verfveeg die een
restant vormt van het schildersproces zelf, de groteske vertekening die de
illusie van realisme verstoort… In die zin is het geen toeval dat Beurskens’
recente bundel alweer een heel aantal verzen bevat over beeldende kunst. Hij is
immers, behalve als schrijver, ook werkzaam als beeldend kunstenaar, en hij
houdt ervan beide disciplines in elkaar te laten overvloeien.
In zijn gedichten heeft
Beurskens het over voorstellingen op werken van minder bekende Hollandse
schilders als Aelbert Cuyp, Jan Weissenbruch of Johan Verspronck. Telkens wijst
hij herkenbare details aan in hun werk, maar tegelijk gaat hij vooral op zoek
naar het aparte, naar wat hem als toeschouwer als raadselachtig blijft
fascineren. Die spanning tussen de voorstelling en de actieve rol van de
waarnemer keert in deze bundel wel vaker terug. Het is de dynamiek van betrokkenheid
en distantie die de dichter ook op zijn eigen leven betrekt. Herinneringen
beklemtonen bijvoorbeeld het eenmalige: het naaktmodel uit de academie wordt
bijvoorbeeld ‘anders’ wanneer zij gewoon achter de kassa in de supermarkt
blijkt te staan.
Die ‘inbreuk’ van het leven in de kunst (en andersom) is doorslaggevend
voor de esthetische beleving van Beurskens, iets wat hij nadrukkelijk op de
lezer wil overdragen. Tegelijk blijft het behoedzaam balanceren, want de
onuitputtelijkheid van de ervaring laat zich allerminst reduceren tot een
achterliggende boodschap, vaste symbolen of een dubbele betekenis. Die
dynamische zoektocht naar het ogenblik deelt Beurskens met geliefde
modernistische auteurs als Benn of Auden, die eveneens in deze bundel hun
opwachting maken. Ook in hun werk gaat nauwgezette observatie gepaard met een
cognitieve en artistieke reflectie, en is de stijl erop gericht om de
werkelijkheid zowel te onthullen als te verhullen.
In alle opzichten is dit een
waardevolle bundel, die echter vraagt om een geduldige lectuur. Ook waar de
dichter anekdotes lijkt te ‘beschrijven’, staat ieder woord op zijn plaats om
een optimaal literair effect te bekomen. Gedurig
nader is door die diepgang en die stilistische finesse een unieke hulde aan
de ogenblikkelijke ervaring, ook die van de poëzielezer.
Huub Beurskens: Gedurig nader, Koppernik, Amsterdam 2018, 53 p.
ISBN 9789492313461. Distributie
Elkedag Boeken
deze pagina printen of opslaan