Vertaald proza

BOEKEN NR. 2, FEBRUARI 2018

Didier Decoin: Vissen voor de keizer

door Jan Baes

'Wie ben jij?' vroeg Kusakabe.

‘Amakusa Miyuki, uit het dorp Shimae. Katsuro, de visser Katsuro, de bekwaamste karpervisser van de provincie Ise, was mijn echtgenoot. Ik vervang hem nu. Niet om karpers te vangen, maar om een keuze te maken uit de vissen die hij voor zijn dood had gevangen, ze op hun gemak te stellen, ze in deze korven te doen […] en daarna geruime tijd door bossen,  over bergen en door koude regen naar de keizerlijke stad te lopen om deze karpers aan de directeur van de Dienst Tuinen en Vijvers te overhandigen. Zijn naam is Nagusa, Nagusa-san.’
 
‘Nagusa-sensei,’ verbeterde Kusakabe.
 
De 27-jarige jonge en mooie boerin Miyuki is na heel wat avonturen met haar acht karpers aangekomen in Heian-kyo, de hoofdstad van het keizerrijk dat omstreeks het jaar 1000 belaagd wordt door sterke clans die op de macht van de amper 15-jarige keizer azen. De oude en ziekelijke Nagusa Wanatabe, ‘ambtenaar van de hogere superieure zesde rang’, wiens positie de laatste jaren sterk werd aangetast en diens piepjonge assistent Kusakabe Atsuhito hebben de jonge vrouw ondergebracht in de restanten van een oud boeddhistisch klooster, niet zeker of zij in staat mag worden geacht de geprivilegieerde positie van haar echtgenoot over te nemen om jaarlijks de keizerlijke vijvers van nieuwe en schitterende exemplaren te voorzien.
 
Ook de burgemeester van haar dorp Natsume had zo zijn twijfels vooraleer hij haar uitstuurde. Maar hij kon na de dood van de beste visser van Shimae geen kant uit en omdat de jaarlijkse aanvoer van karpers voor de keizer alle inwoners ten goede kwam, had hij haar overtuigd de moeilijke reis na de voorgeschreven 49 dagen rouwtijd toch aan te vatten.  
 
‘Ze koos eerst de vissen waarvan de schubben gelijkmatig en harmonieus over het lijf waren verdeeld, waarvan de neus, zonder te lang te zijn, niet te kort en niet te stomp was, waarvan de vinnen symmetrisch waren en de kleur van kop tot staart volkomen homogeen was. Op grond van die eerste schifting koos ze twee zwarte karpers (de ene glanzend als metaal, de ander mat als velours) en twee vissen die vrij flets geel waren maar vaak een opmerkelijke groei en levensduur hadden, vervolgens twee diepbronzen exemplaren waarvan de glans aan een stroom bruine honing deed denken, en ze maakte haar selectie af met twee karpers die bijna geen schubben hadden en omhuld leken te zijn met koper.’
 
Met de twee met water en vissen gevulde manden aan het bamboe juk zet Miyuki haar tocht in en zal onderweg niet enkel te kampen krijgen met moeilijk begaanbare berghellingen en dichte bossen, met striemende regenvlagen en onweer, maar ook met kwaadwillige pelgrims die haar in de herbergen onderweg van haar vissen willen beroven of erger nog haar zelf belagen. Met wat geluk en veel doorzettingsvermogen slaagt ze erin de keizerlijke stad heelhuids te bereiken en haar vissen gezond en wel af te leveren.
 
Maar vooraleer naar haar dorp af te reizen komt ze via de Directeur van de Dienst Tuinen en Vijvers, Nagusa, terecht in de verwikkelingen van de eerste geurwedstrijd die de jonge keizer mag organiseren en die als thema ‘de juffer op de brug tussen twee nevels’ heeft. De geurgevoelige Nagusa heeft zich voorgenomen voor het laatst van zijn leven te schitteren en schakelt Miyuki en haar ‘onwelvoeglijke luchtjes, zwevend tussen de uitgelezen geuren van agarhoutpoeder, kruidnagels, muskus, gele sandelboom en boswelliahars’ als geheim wapen in.
 
Alleen al de beschrijving van deze geurwedstrijd, de takimono awase, die zijn hoogtepunt krijgt in het Paviljoen van de Zuiverheid en de Frisheid is een stilistisch hoogstandje waarbij de auteur dankbaar gebruik heeft gemaakt van twaalf jaar diepgaande interesse in de eeuwenoude Japanse kunst en cultuur. De roman is ervan doordrenkt zonder ook maar een keer de indruk te wekken dat het met die eruditie wil uitpakken, net zoals het verhaal van de erotisch geladen liefde tussen Miyuki en haar man Katsuro, dat als een rode draad doorheen het boek loopt, op geen enkel ogenblik gezocht lijkt.  
 
Een bijzonder geslaagde roman die oud en nieuw tot een hechte eenheid smeedt en tijdloos maakt zoals in de beste prenten van Hiroshige of in het schitterende omslagbeeld van Muramasa Kudo dat dit prachtig uitgegeven boek siert.
 
Didier Decoin: Vissen voor de keizer, Meulenhoff, Amsterdam 2018, 319 p. Vertaling van Le bureau des jardins et des étangs door Martine Woudt. ISBN 9789029092302. Distributie Lannoo 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri