‘Echte pijn
is onzegbaar. Als je kunt praten over wat je verdriet doet, heb je geluk.’ Zo
begint Rosa Montero haar relaas over de lijdensweg die haar echtgenoot Pablo
moest doormaken. Zijn kort daaropvolgende dood stortte haar in een diep gat,
als mens maar ook als schrijfster, en dit ondanks de bewering dat de oorsprong
van alle creativiteit in het lijden zou liggen. Ze kwam niet meer verder in het
boek waarmee ze bezig was en het zou pas na de lezing zijn van het dagboek dat
Marie Curie schreef na het dodelijk ongeval van haar man, Pierre, dat ze de
moed vond om over haar eigen verdriet te spreken. In het spoor van een
voorgangster dus die met haar wanhoop en eenzaamheid de deur voor haar opende
en genoeg emoties losmaakte om het eigen rouwproces aan te kunnen vatten.
Dit
resulteerde in een dikwijls aangrijpend, met veel eigen verdriet gekleurd
geschrift, een hoogst originele biografie eigenlijk, over een uiterst
getalenteerde en moedige Poolse vrouw die er alles voor over had om haar
wetenschappelijke droom in werkelijkheid om te zetten; ondanks vele
tegenkantingen en de soms ronduit kwaadaardige reacties van haar omgeving. Het
verhaalt onder meer hoe ze samen met haar man de zoektocht naar radium en
polonium , die hen de Nobelprijs zou opleveren (de eerste van de twee die Marie
Curie zou krijgen), moesten uitvoeren in een tochtige oude loods, en hoe de
Franse staat hen ook nadien nooit een fatsoenlijk uitgerust laboratorium zou
gunnen. Hoe zij zich ‘als een ijsbreker’ doorheen de harde laag vooroordelen
tegenover vrouwen (en vooral vrouwen met talent) moest boren, om de beurt
gehaat en beschimpt, geminacht en vernederd. Zoals toen ze, vier jaar na de
dood van haar man, een verhouding kreeg met een medewerker, Paul Langevin,
getrouwd en vader van vier kinderen. Het schandaal dat volgde, kreeg zelfs
internationale allures. Maar ze werd ook bewonderd en bemind, vooral toen ze
tijdens de Eerste Wereldoorlog kleine eenheden met röntgenapparatuur (petites
Curies genaamd) naar het front zond om gewonden te onderzoeken vooraleer tot
medisch ingrijpen over te gaan, en zo veel leed kon voorkomen.
Naast
het portret van deze uitzonderlijke, maar ook bijzonder menselijke vrouw, telt
dit boekje nog vele andere lagen. Zo beschrijft de auteur als
ervaringsdeskundige het pijnlijke rouwproces dat moet worden doorgemaakt na het verlies van een geliefd wezen en dat bijna niet onder
woorden te brengen is omdat zulk verdriet als een vorm van waanzin moet worden
beschouwd. En ten slotte is het een meditatie over de kracht van literatuur en
het schrijven als creatieve daad, zelfs als de dood onderwerp is. Want
uiteindelijk vinden we ook daarin betekenis in het verhaal van het leven. Het
is immers het sluitstuk.
Tot mijn vreugde citeert Rosa Montero
meerdere malen de hier vrijwel onbekende Amerikaanse
schrijver-begrafenisondernemer Thomas Lynch, die over de dood een aantal
merkwaardige en hoogst originele verhalen heeft geschreven, waarvan er ook
enkele werden vertaald.
Amsterdam
: Wereldbibliotheek 2015, 223 p. : ill. Vert. van: La ridícula idea de no
volver a verte door Hendrik Hutter. ISBN 9789028426207
deze pagina printen of opslaan