Canadese literatuur

Wayne Johnston: Newfoundlander in hart en nieren

door Kris van Zeghbroeck

Wayne Johnston (geb. 1958) draagt het hart op zijn rechterschouder: een tatoeage van de Newfoundlandse vlag (roze, wit en groen) met daaronder het opschrift ‘Clio’, de Griekse muze van de geschiedenis. Op Newfoundland geboren en getogen, leeft hij sinds 1989 — op regelmatige bezoeken na — in vrijwillige ballingschap op het Canadese vasteland (Toronto). De geschiedenis van het eiland, dat zich pas in 1949 (na een referendum met een nipte meerderheid) definitief bij Canada aansloot, blijft Johnston echter fascineren. Afstand en heimwee maken dat hij überhaupt over zijn geboortestreek kan schrijven. Dat maakt van hem de drijvende kracht achter de Newfoundlandse (historische) roman.
Wayne Johnstons romans behoren tot de zgn. regionale Canadese literatuur. In tegenstelling tot de stedelijke, meer internationaal georiënteerde literatuur krijgen hier de lokale regio’s van het zeer diverse Canadese landschap de hoofdrol toebedeeld. Een onderdeel van de Canadese fictie dat volgens Johnston tegenwoordig de beste literatuur van het land produceert (zie kader p. 700). Regionale onderwerpen als Newfoundland lokken echter niet spontaan een internationaal publiek. Johnston had dan ook een duwtje in de rug nodig van de Amerikaanse auteur Annie Proulx en haar bekroonde Newfoundland-roman Scheepsberichten (Li 1995, p. 192) om in de Verenigde Staten en bij ons door te breken.
Het havenstadje St. John’s en de omliggende streek zijn ongetwijfeld het vertrekpunt om het Newfoundlandse wereldbeeld van Johnston te ontdekken. Hij werd er geboren, groeide op een paar mijl buiten de stad, liep er school, was een tijdje journalist voor de ‘St. John’s Daily News’ en maakte de regio tot het middelpunt van zijn oeuvre. Zijn debuutroman The story of Bobby O’Malley (1985 — W.H. Smith/Books in Canada First Novel Award) is het relaas van een jongen die opgroeit in een gesloten katholieke gemeenschap niet ver van St. John’s. Met humor hangt Johnston een beeld op van een in zichzelf gekeerde, geïsoleerde gemeenschap in een fase van overgang. Geïsoleerde gemeenschappen zijn trouwens lang een kenmerk geweest van Canada en Newfoundland in het bijzonder. Zelfs vandaag de dag zijn er dorpen die enkel via de zee bereikt kunnen worden. Ook The time of their lives (1987 — Canadian Authors’ Association Award for Most Promising Young Writer) focust op zo’n geïsoleerd dorp in de omgeving van St. John’s, maar deze keer kleurt Johnston het geheel veel donkerder in. Het verhaal over drie generaties van een Newfoundlandse familie neemt haast claustrofobische proporties aan. Op die manier ervaart de lezer de verstikkende wereld waarin de personages circuleren. Alles wat van buitenaf komt, wordt per definitie verworpen: een zoon die in Ontario een gezin gesticht heeft, krijgt dan ook geen kans om zich terug in het dorp te vestigen.
Met The divine Ryans (1990 — De goddelijke Ryans — Thomas Raddall/Atlantic Fiction Prize) gaat Johnston weer de luchtigere toer op. De negenjarige Draper Doyle Ryan vertelt dat zijn familie bekend staat als ‘Goddelijk’ omdat zoveel familieleden religieuze geloften hebben afgelegd. Na de dood van zijn vader trekt hij met moeder en zus in bij tante Phil, een religieuze tiran bijgestaan door broer en zus die priester en non zijn. Gelukkig zorgt oom Reg voor wat evenwicht door met zwarte Ierse humor uit te halen naar de kerk en zijn leden. Een lang verborgen familiegeheim redt moeder en kinderen uit de klauwen van tante Phil. Johnston — die net zoals zijn personages zelf het katholieke onderwijssysteem van Newfoundland doorworstelde — neemt hier o.m. het fanatieke katholicisme op de korrel.
In Human amusements (1994) tracht Johnston zich los te weken van zijn Newfoundlandse achtergrond. Een komisch verhaal over een familie in de grootstad Toronto tijdens de jaren ’60. De zevenjarige verteller Henry debuteert in een kindertelevisieprogramma dat geschreven en gepresenteerd werd door zijn moeder. Het succes ervan isoleert de familie, wat nog versterkt wordt als de moeder een nog succesvoller programma bedenkt met de tiener Henry in de hoofdrol. Het lijkt wel of Johnston zijn thematiek van Newfoundlands claustrofobisch isolement op de Canadese grootstad wilde overdragen.
Met The colony of unrequited dreams (1998 — Kolonie van onvervulde dromen (Li 2000, p. 193)) zijn we op een breekpunt gekomen in Johnstons schrijverscarrière. Zijn ultieme versmelting van locatie en geschiedenis in een baanbrekende historische roman zorgde voor de internationale doorbraak. Het boek werd genomineerd voor de twee belangrijkste literaire bekroningen in Canada, de Governor General’s Award (categorie fictie) en de Giller Prize, en won de Raddall/Atlantic Fiction Prize en de Canadian Authors Association Award. Centrale protagonist is de historische figuur Joseph Roberts Smallwood (1900-1991), bijgenaamd Joey, die zich vanuit bittere armoede opwerkte in de journalistiek en politiek. Hij was — in tegenstelling tot de onafhankelijkheidsgezinde Johnstons — een sterk voorstander van het opgaan van Newfoundland in de Canadese confederatie en schopt het uiteindelijk tot de eerste premier van Newfoundland. In het essay ‘My treatment of history in The colony of unrequited dreams’ benadrukt Johnston dat hij zijn materie niet als biografie of geschiedschrijving benaderd heeft, maar als een werk van verbeelding geïnspireerd door historische gebeurtenissen en ingebed in “historical time”. De beklijvende, emotionele waarheid die in een fictiewerk naar boven borrelt, kan nooit gerealiseerd worden binnen een vaak onbetrouwbare en onvolledige historische registratie. Voor een overtuigend samengaan van fictie en geschiedenis vond Johnston inspiratie in Don DeLillo’s roman Weegschaal, waar de leemtes in de geschiedenis van de moord op Kennedy opgevuld werden door fictieve gebeurtenissen, conversaties etc. die hadden kunnen plaats vinden en dus de overtuigingskracht van de roman helpen onderbouwen. In die lijn bleef Johnston in Kolonie van onvervulde dromen trouw aan de historische feiten maar dikte ze aan en dramatiseerde de gebeurtenissen conform het hypothetische waarheidsgehalte. Zo introduceerde hij een fictionele geliefde en leermeester, Sheilagh Fielding, wiens verhaal versmolten werd met dat van Joey tot een geschiedenis van Newfoundland. Om de massa aan historisch feitenmateriaal naadloos in het boek te integreren liet Johnston Sheilagh een fictieve satirische geschiedenis van Newfoundland schrijven die tussen de hoofdstukken door in licht verteerbare porties aan de lezer opgedist worden. Het resultaat is een dramatische historische evocatie van een volk en zijn land, die ruimte laat voor menselijke individualiteit en zoveel historische bagage meegeeft dat de lezer zijn kennis kan meten met de doorsnee Newfoundlander. Toch zijn het niet de feiten maar de narratieve en fictionele overtuigingskracht die het boek doen staan als een huis.
Tijd voor Johnston om zijn familiale achtergrond uit de doeken te doen met Baltimore’s mansion (1999 — Het huis van Baltimore — Charles Taylor Prize voor literaire non-fictie en nominatie voor de Governor’s General Award (categorie non-fictie)), een mengeling van familiegeschiedenis en autobiografie waarin drie generaties Newfoundlanders geportretterd worden. De Johnstons stammen af van Ierse migranten die het boerenleven voor de visvangst inruilden. Elke generatie worstelt opnieuw met de familiebanden en tracht aan het harde leven op zee te ontsnappen. Maar uiteindelijk kan geen van hen het eiland loslaten. Johnston gebruikt zijn persoonlijke familiegeschiedenis om licht te werpen op de mislukte strijd om onafhankelijkheid van Newfoundland uit de jaren ’40. Een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt en reeds eerder door hem fictioneel werd uitgewerkt in Kolonie van onvervulde dromen.
Met zijn recentste boek, The navigator of New York (2002 — De zeevaarder uit New York — genomineerd voor de Giller Prize en de Governor’s General Award (categorie fictie)), lijkt Johnston definitief de weg van de historische roman ingeslagen. Alleen verruimt hij zijn geografische blik na zich zolang verdiept te hebben in de geschiedenis van zijn familie en geboortestreek. Het vertrekpunt blijft echter het Newfoundlandse havenstadje St. John’s, deze keer aan het einde van de 19e eeuw. Francis Stead verlaat zijn gezin om de arctische regio te exploreren en wordt vermist na een reis naar Groenland. Wanneer zijn vrouw onder vreemde omstandigheden verdrinkt, trekt hun verweesde zoontje Devlin bij zijn oom en tante in. Devlins vaderbeeld is vooral gebaseerd op krantenberichten, maar door de verhalen van anderen moet hij voortdurend het beeld van zijn ouders bijstellen. Op een dag ontvangt Devlin een brief van de ontdekkingsreiziger Dr. Frederick Cook, die zijn vader vergezelde naar Groenland. Cook blijkt zijn biologische vader te zijn en er ontspint zich een correspondentie tussen beiden. Op zijn twintigste verjaardag trekt Devlin naar New York en gaat in de leer bij Cook. Gaandeweg verneemt Devlin steeds meer over zijn ouders en wordt hij meegesleept in de rivaliteit tussen Cook en Robert Peary om als eerste de Noordpool te bereiken. Het harde klimaat van Newfoundland en de ontberingen aan de Noordpool staan in schril contrast met het leven in de grootstad New York (zie ‘Overlevingsstrategieën’, p. 694). Wie de feiten kent rond de drie poolexpedities (1891, 1898 en 1907) die in dit boek aan bod komen, zal op een paar onnauwkeurigheden en een hoop fictionele speculatie stuiten. In een kort nawoord benadrukt Johnston dan ook dat dit een roman is, “een product van de verbeelding. Nu eens plaatst het bestaande mensen in een denkbeeldige ruimte en tijd. Dan weer denkbeeldige mensen in een bestaande ruimte en tijd. Het verhaal is weliswaar geïnspireerd door historische gebeurtenissen, maar heeft niet tot doel een antwoord te geven op historische vraagstukken of historische controversen te beslechten.” Integendeel, door Scotts aankomst op de Noordpool met één dag te vervroegen en te suggeren dat zowel Peary als Cook de bedoeling hadden de kluit te belazeren, wordt de geschiedkundige controverse rond Peary en Cook (wie was de eerste en bereikten ze überhaupt de Noordpool) aangewakkerd. Wel benadrukt De zeevaarder uit New York dat Johnstons heruitvinding van de historische roman, begonnen met Kolonie van onvervulde dromen, op een overtuigende wijze werkt. Daar heeft zijn talent voor beschrijving van tijd, locatie en karakters — Johnston weet in het hoofd van zijn personages te kruipen — veel mee te maken.
Met prachtig, aangrijpend en soms humoristisch proza toont Johnston zich een visionair auteur die regionale materie tot klassieke hoogten verheft. Zijn onderwerpen mogen dan gaandeweg van Newfoundland afstand nemen, zijn oeuvre zal altijd de Newfoundlandse geografie, geschiedenis en cultuur blijven uitademen.

Wayne Johnston : De zeevaarder uit New York, De Geus Breda, 2003, 445 p., € 27,50
ISBN 90-445-0282-4. Vert. van : The navigator of New York door Marianne Gossije
historische literatuur / poolreizen

Oorspronkelijk verschenen in De Leeswolf 2003

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri