6+ - Er was eens een koning die de baas van alles en
iedereen wilde zijn en dus permanent in oorlog was met zijn buurlanden. Oorlog
voeren was zijn hele leven, op een kleine pauze af en toe na, wanneer hij
terugkwam naar zijn paleis. Hij liet op een keer een mooi dienstmeisje naar
zijn kamer komen en daar kwam dan een kindje van. Het dienstmeisje ging dood. De
koning wilde niet weten van het kind, hij moest weer terug naar de oorlog. En dat
schandaal moest verstopt, het jongetje belandde
bijgevolg ergens in een achterkamertje. Edward van de Vendel waarschuwde de
lezer al vanaf het begin dat dit verhaal niet al te best van start ging.
Prins Luciano groeide
dus ongezien op en toen hij drie was gebeurde er iets magisch: hij begon te
gloeien, niet van de koorts, maar omdat hij licht gaf. De kokkin van het paleis
repte zich naar het slagveld om de koning op de hoogte te brengen, maar die
besliste dat ‘die bastaard’ niet bekend mocht raken en dus moest hij in het
donker gezet worden. En zo gebeurde het dat buiten het paleis niemand van de
jongen afwist, want ‘als je praat gaat er een hakbijl door je hals’, had de
koning gedreigd.
De jaren gingen voorbij, de koning vocht, Luciano zat in het donker en
gloeide niet meer. Tot er een zwerfkatje zijn kamertje binnenglipte en de
jongen weer opleefde. Wanneer de koning dat echter te horen krijgt, wordt
Luciano in de kerker gegooid. Begon het verhaal al niet te best, dan zat het nu
toch echt op een dieptepunt. Maar Van de Vendel had ook meteen al laten weten:
het loopt goed af. De positieve wending begint met een mand rottend fruit…
Het licht wint
het van de duisternis, en kinderen en dieren spelen daarin de hoofdrol, dat is
de hoopvolle boodschap van Van de Vendels sprookje over goed en kwaad. Verandering
komt van binnenuit en een klein weggemoffeld lichtpuntje kan zich toch
wonderbaarlijk verspreiden. Zo’n wonder spreekt allicht aan in deze tijd waarin
totalitaire machthebbers elk lichtpunt gewetenloos doen uitdoven. Maar zo’n
onverdeeld positieve boodschap brengen, kan echt alleen maar in een sprookje met
belofte op geluk.
Door een expliciete voorafname op het gelukkige einde te nemen
positioneert Van de Vendel zich nadrukkelijk in de traditie van het klassieke
sprookje. Dat voelt voor mij in de actuele mondiale context, die toch
klaarblijkelijk aanwezig is in het verhaal, beslist ongemakkelijk. Er zijn
prachtige voorbeelden van moderne sprookjesbewerkingen die de naïeve eind-goed-al-goed-verwachting
herbekijken, nuanceren en laten zien dat de werkelijkheid stukken complexer is.
En dat hoeft een hoopvol einde niet in de weg te staan. Wat mij betreft was wat
meer afstand van het traditionele genre beslist waardevol geweest.
Het mooiste aan De
prins die licht gaf is Van de Vendels heldere, sprankelend poëtische taal.
Direct aansprekend, met sterke, visuele beelden en een symbolische laag:
‘Die nacht trok de
vuurvliegjeswolk over het land en het leek alsof er duizenden gloeiende gaatjes
in het donker waren geprikt.’
En over het prinsje dat zijn licht vanuit de kerker
verspreidt:
‘Met
zijn zingen legde hij stralen over de vleugels van de vliegjes, en na een
tijdje namen ze de hoop vanzelf over […] als een grote wolk vonkjes verdwenen [ze]
in de nacht’
Martijn van der Linden
illustreerde afwisselend met sobere grafische lijntekeningen in woodcut-stijl –
wat aan oude verhalen doet denken -- en geschilderde prenten waarin het
licht-donkercontrast sterk wordt uitgewerkt. Het donker overheerst in de
prenten, maar het zich verspreidende licht is onmiskenbaar aanwezig. Een zeer
mooie match met de tekst.
Edward van de Vendel, Martijn van der Linden: De prins die
licht gaf, Querido, Amsterdam 2025, 64 p. : ill. ISBN 9789045131290.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan