In de Nederlandstalige romanliteratuur
gebeurt het zelden dat een collega-schrijver als hoofdpersonage wordt gebruikt.
Naast Tessa de Loos Een varken in het paleis (2011), waarin de
romantische Engelse schrijver Lord Byron wordt opgevoerd, ken ik zo niet meteen
andere voorbeelden (al zullen er vast nog zijn). Luuk Imhann koos met de
Nederlandse scheepsarts-schrijver Jan Slauerhoff (1898-1936) zelfs voor een hoofdfiguur
uit de eigen literatuur. Het inferno van Slauerhoff speelt zich af in
Tanger, de Noord-Afrikaanse stad waar Slauerhoff zich in maart 1934 als arts gevestigd
had, om een halfjaar later naar Nederland terug te keren.
Tanger, in het huidige Marokko,
was in die jaren nog de Internationale Zone Tanger, die onder het gezamenlijk
beheer stond van verschillende Europese landen. Het was een smeltkroes van
culturen en stond bekend om zijn (seksuele) tolerantie. De stad oefende een
grote aantrekkingskracht uit op artiesten van allerlei slag, van wie Paul
Bowles waarschijnlijk de bekendste is. Imhann weet de bijzondere sfeer die
tijdens het interbellum in Tanger heerste, overtuigend te vatten. Slauerhoff trok
er naartoe om er rustig te kunnen leven en vooral veel te schrijven, al kwam het
klimaat zijn slechte gezondheid (astma en tbc) niet echt ten goede.
Natuurlijk is in
principe alles mogelijk in een roman, de auteur is een god in zijn romanwerkelijkheid.
Maar waarom voor een historisch personage kiezen om er dan iemand van te maken
die nauwelijks overeenkomsten vertoont met de biografische realiteit, zoals beschreven
in onder meer de biografie van Slauerhoff van Wim Hazeu? Imhann maakt van
Slauerhoff een psychisch wrak, getraumatiseerd als hij is door het verlies,
kort na de geboorte, van zijn zoontje Juan Darito en de daaropvolgende breuk
met zijn vrouw. De Slauerhoff van Imhann wordt in Tanger steeds weer
geconfronteerd met mensen die ook een kind verloren en raakt tijdens de laatste
twee dagen van zijn verblijf betrokken in een nogal ongeloofwaardig aantal vaak
fataal aflopende intriges.
Uit de secundaire Slauerhoffliteratuur, waarop Imhann
volgens het nawoord nochtans ‘alles over hem gebaseerd’ heeft, blijkt dat dat
beeld vrijwel zeker niet klopt. Maar goed, Slauerhoff leed inderdaad aan
depressies en niemand weet precies wat er in die dagen in zijn hoofd omging. Erger
zijn de feitelijke fouten: zo is de bijnaam van Slauerhoff nooit ‘Stanni’
geweest, zoals de schrijver beweert. Zijn goede vrienden noemden hem ‘Slau’.
Stanni was de naam van een op Slauerhoff gebaseerd personage in de novelle Spokendans
van Albert Helman.
Op pagina 271 gaat Imhann volledig uit de bocht. Eerst laat hij zijn
hoofdpersonage naar zijn boekenplank staren, met daarop onder meer een boek van
zijn ‘vriend’ Morriën. In 1934 was Adriaan Morriën tweeëntwintig jaar oud, geen
vriend van Slauerhoff en had hij nog niets gepubliceerd; zijn eerste boek
verscheen pas in 1939. Vervolgens heeft hij het over ‘Edgar du Perron’, terwijl
niemand Du Perron Edgar noemde. Zijn vrienden, onder wie Slauerhoff, noemden
hem Eddy. Du Perron was naast F.C. Terborgh ook de enige van de vrienden die
Slauerhoff in Tanger opzocht. Ze hadden op dat moment dus geen ruzie, zoals
Imhann meer dan eens schrijft. Ten slotte slaagt Imhann erin het bekendste vers
van Slauerhoff pijnlijk verkeerd te citeren: ‘alleen in mijn gedachten
kan ik wonen’ luidt het, terwijl Slauerhoff alleen in zijn ‘gedichten’ kon
wonen.
Wie
echt iets over de gevoelswereld van een van Nederlands grootste dichters wil te
weten komen, wendt zich dus best tot zijn Verzamelde gedichten, waarvan
in 2018 een voortreffelijke nieuwe editie verscheen. Anderzijds kan, wie niet
gehinderd wordt door enige kennis van Slauerhoffs levensloop, zeker wel wat
plezier beleven aan deze voorts bijzonder sfeervolle roman.
Luuk Imhann: Het inferno van
Slauerhoff, Querido, Amsterdam 2025, 319 p. ISBN 9789021498911. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan