Minas Gerais is een van de grootste Braziliaanse deelstaten, begrensd in
het noorden door de staat Bahia en Sao Paulo in het zuiden. Grotendeels een
landbouwstaat maar aanleunend bij de troosteloos droge sertão (zo vaak
opgeroepen in de Braziliaanse literatuur!) zou de staat wellicht onopgemerkt
gebleven zijn, ware het niet dat eind 17de eeuw de pas ontdekte rijkdom
aan bodemschatten een onstuitbare goudkoorts op gang bracht die de streek deed
opbloeien maar ze ook tot een harde wereld maakte boordevol geweld. Het
hoogtepunt van Minas Gerais werd bereikt in de eerste helft van de 18de
eeuw, maar daarna ging het snel achteruit. Het is op dit kruispunt tussen opbloei
en ondergang dat Autran Dourado zich nestelt. Met het verleden als
allesbepalende factor, het heden als opgave. Maar dat heeft de lezer niet
meteen door.
Want
wie argeloos dit verhaal begint te lezen denkt begonnen te zijn aan een doordeweeks
relaas over de wederwaardigheden van een alleenstaande vrouw, Rosalina, de laatste
nazaat van een familie van grootgrondbezitters. Maar de roman vangt vrij
verrassend aan met als eerste hoofdstuk: Het Huis. Dat heeft zo zijn reden,
want het statige herenhuis torst een bewogen maar geëerd familieverleden, met nu
als enige bewoner de hoofdpersoon van het boek, Rosalina. Zij is een eenzelvige
figuur die samen met haar stomme (zwarte) dienstmeid Quiquina de in verval rakende
familiewoonst betrekt, min of meer buiten de tijd, want na de laatste
overlijdens werd de staande klok in huis stilgezet en alle contact met het
leven buitenaf verbroken. Onder geen beding mocht iemand uit de nabije (verfoeide)
stad het huis nog betreden, en zelf gaat Rosalina nooit naar buiten. Overdag houdt
ze zich bezig met het maken van kunstbloemen en ’s avonds bedrinkt ze zich. Klaarblijkelijk
meedrijvend met het verval rondom.
Tot dan op een dag José Feliciano voor haar deur staat, een
kommerloze flierefluiter uit het veraf gelegen Paracatu. De jongeman is kort
voordien net zoals Rosalina zijn vader verloren en heeft -- in tegenstelling
tot haar zelfopsluiting – gekozen om te gaan rondzwerven. Omdat hij uit een
ándere stad komt en Rosalina net een klusjesman nodig heeft, laat ze hem binnen
– in huis welteverstaan, maar niet in haar hart. Nóg niet. Na een flinke tijd
van aftasten en afwijzingen (veelal middels innerlijke monologen) slaagt de
jongeman er enigszins in om door de muur van afstandelijkheid die Rosalina
rondom zich heeft opgetrokken heen te breken om ruimte te creëren voor een
weliswaar kortstondige verovering. Kortstondig want, zo krijgt u te lezen, veel
voldoening haalt hij er niet uit.
Men kan Opera der doden lezen, zoals we net hebben
toegelicht, als een aansprekend verhaal over getroebleerde mensen, zonder daarin
allerlei diepere lagen te bevroeden. Dat kán inderdaad, maar dan gaat men
voorbij aan de globale context van het gebeuren, dat op het breukvlak ligt van
twee perioden uit de ontstaansgeschiedenis van de Braziliaanse Republiek: de
overgangsperiode tussen een regime van lokale alleenheersers-in-verval en een
nieuwe, meer open wereld die nog vorm moet krijgen. In zijn uitmuntend en
uitermate verhelderend nawoord wijst vertaler Harrie Lemmens erop hoe Dourado
deze ambiguïteit weet te incarneren in zijn twee hoofdfiguren: Rosalina die de
stap naar modernere tijden zou moeten zetten maar de kracht daartoe mist; en
José Feliciano, die het vernieuwende zou kunnen aanbrengen, maar daar
uiteindelijk niet in slaagt. De ietwat mysterieuze keuze van Dourado voor de
titel Opera der doden blijft lang onopgehelderd, maar ziedaar een uitleg
daarvoor.
In
een eerdere publicatie had Autran Dourado het over zijn schrijfact (integraal opgenomen
in Harrie Lemmens’ nawoord bij de huidige roman). Weliswaar, aldus Dourado,
vertrekt hij steeds van plotse invallen, maar daarna last hij een minutieus
gistingsproces in waarbij hij ‘zwerft van filosofie naar historische studies en
documenten’ en probeert hij ‘zich vol te zuigen met feiten en realiteiten, met
de reëel-historische tijd, af en toe ga ik naar het verleden, vanwege een
bepaalde sfeer […]. Zolang ik nog niet de hele compositie duidelijk voor ogen
heb […] bereid ik me nog niet voor op het eigenlijke schrijven’. Dat schrijven
komt pas véél later. En zo ontstaat een roman lijk deze, met een stevige
onderlaag.
Eén
ding is wel zeker: wie deze roman ten volle wil savoureren dient dieper te graven
dan wat er in de bovenlaag te beleven valt. Zowaar tot in de mythologische
onderwereld.
Autran Dourado: Opera der doden, Koppernik, Amsterdam
2025, 259 p. Vertaling van Ōpera dos mortos door Harrie Lemmens. ISBN
9789083535678. Distributie De Wolken
deze pagina printen of opslaan