Op het omslag van De kolonie mept terug , de uitgebreide
versie van de Rudy Kousbroek-lezing die hij hield op 1 november 2023 (en dit na
het gedwongen uitstel door de lockdown tijdens de coronapandemie ) geeft
Adriaan van Dis meteen aan waarover hij het zal hebben: ‘Over witte arrogantie
en voortschrijdend inzicht: een denkoefening en leesreis’. De omvangrijke lijst
van geraadpleegde werken waarmee het boek wordt afgesloten, laat zien hoe Van
Dis zich grondig heeft gedocumenteerd bij het voorbereiden van zijn lezing en
bij het uitwerken ervan tot een echt boekdeel.
Uitgangspunt hierbij is Het
Oostindisch kampsyndroom (1992, Olympus 2013) van Kousbroek. Van Dis windt
er geen doekjes om: ‘Kousbroek wilde vooral ontnuchteren en met feiten aantonen
dat 350 jaar fysieke Nederlandse bezetting van de Indische archipel een weinig
verheffende periode was. […] Ook het kind in mij heeft hij wakker geschud: want
ook ik ben opgevoed door ouders met een hutkoffer als bijzettafel. En ieder
kookte zich een droom: een paradijs uit rijstestoom.’ En even verder luidt het:
‘Ik groeide op tussen berooide tropenmensen in een repatriantenhuis,
ontwortelden die een nieuw leven moesten opbouwen in een land dat niet op ze
zat te wachten. Daar ben ik gevormd: in Indische Duinen – bij de
ontwortelden, de vernederden en de verhalenvertellers’. Al even nadrukkelijk
werd Van Dis geraakt door de manier waarop Kousbroek wist aan te tonen dat
velen uit de kolonie uit onmacht of lafheid hebben gezwegen als het erop
aankwam de gruwelijke behandeling van de koelies uit het geheugen te
verdringen.
In
zijn basisonderzoek brengt Van Dis heel wat gekende en minder gekende figuren
te berde. De geestelijke steunpilaar bijvoorbeeld die schrijver Tjalie Robinson
(pseudoniem voor Jan Boon) is geweest voor zijn moeder, precies omdat hij
schreef over ‘de verscheurde Indische generatie – heen en weer geslingerd
tussen vasthouden en loslaten, herinneren en aanpassen.’ Maar evengoed zijn er
auteurs als David van Reybrouck en diens Revolusi,
of Henk Schulte Noordholt en Harry Poeze (Merdeka, Walburg Pers 2022),
of Martin Bossenbroek, Maurice Swirc, Anne-Lot Hoek… Het zijn namen die dit
gemeen hebben dat ze hun werken publiceerden ‘in een veranderend Nederland. De
nazaten van migranten en slaafgemaakten lieten ook steeds luider van zich
horen.’ Vanuit het principe van de verbreding richt Van Dis zijn blik dan
verder op de situatie in het Europa van nu:
‘De wonden geslagen door de
gedwongen verplaatsing, westerse expansiedrift en de verdeel-en-heerspolitiek
zijn nog niet geheeld. Europa ligt onder de loep, het door de witte macht
gedicteerde wereldbeeld kantelt en de nazaten van de gekoloniseerden verheffen
hun stem. Kortom: DE KOLONIE MEPT TERUG.’
Weer doet Van Dis een beroep op
schrijvers en denkers die hem zijn voorgegaan en zijn denken mee hebben
bepaald, om dan te besluiten: ‘Het verleden kunnen we niet veranderen, maar de
toekomst wel. Laten we in hemelsnaam onze geest dekoloniseren en al die
zogenaamde nieuwkomers bij onze gevestigde maatschappij betrekken. De mensen
met die moeilijke achternamen. Al was het maar uit eigenbelang. Om geen
vreemdeling in je eigen tijd te worden.’ Europa zal, meent van Dis, meer ruimte
moeten maken voor andere mentaliteiten, andere godsdiensten, andere
sentimenten, andere oorlogsherinneringen, andere ideeën over schoonheid en
beschaving. Zijn lezing annex het boek is een wake up-call aan het adres van
elkeen die bereid is de eigen angsten opzij te schuiven.
Adriaan van Dis: De kolonie mept
terug, Augustus, Amsterdam 2024, 93 p. ISBN 9789045050607. Distributie
VBK België
deze pagina printen of opslaan