Non-fictie

BOEKEN NR. 1, JANUARI 2024

Andreas De Block: Is links gewoon slimmer? Ideologie aan onze universiteiten

door Christophe Van Eecke

Onder professoren
De ideologische monocultuur van het hoger onderwijs  
Het gerucht doet al langere tijd de ronde: universiteiten, en dan met name bepaalde subcontinenten der geesteswetenschappen, zijn links-progressieve bastions waar dissidente kritische stemmen om ideologische en politieke redenen niet altijd even welkom zijn. Het is echter niet altijd eenvoudig om zich daar concreet iets bij voor te stellen, zeker niet voor wie zich niet dagelijks in het academisch milieu begeeft. In zijn nieuwe boek onderzoekt filosoof Andreas De Block de stand van zaken in onze hogere institutionele denkregionen, brengt hij in kaart hoe dat linkse karakter vorm krijgt, en probeert hij vooral een antwoord te formuleren op de vraag of een ideologische voorafname op wat er kan en mag worden gezegd, gedaan en onderzocht eigenlijk wel goed is voor de intellectuele en morele gezondheid van het academisch bedrijf.
 
Linkse bastions
De Block heeft de ideologische diversiteit aan de postmoderne universiteit onderzocht en in kaart gebracht. Het beeld dat hij op basis van die gegevens schetst, is niet opbeurend. Er is wel degelijk een toenemende ideologische monocultuur in het hoger onderwijs en in wetenschappelijk onderzoek, en die monocultuur leunt nadrukkelijk naar wat dan doorgaans ‘links’ wordt genoemd. Dat is niet alleen onwenselijk omdat het resulteert in actieve discriminatie van andersdenkenden, het is ook verontrustend omdat daardoor interessante en mogelijk zelfs zeer vruchtbare onderzoekspistes a priori worden afgesloten op louter ideologische basis. Op die manier wordt ook het basisprincipe van vrij onderzoek teniet gedaan, waarbij we als wetenschappers geloven dat enkel het breedste debat waarin alle mogelijke hypothesen naar voren mogen komen de beste garantie op wetenschappelijk betrouwbare uitkomsten biedt. Kennis is dan niet langer wat waar is (of de toets van de empirie en de rationele kritische bevraging doorstaat), maar wat de ideologische vooronderstellingen bevestigt. In sommige gevallen ontaardt dat in waarheid bij decreet, waarbij tegenspraak niet wordt geduld.
 
Een belangrijke empirische bevinding die in het boek expliciet wordt benoemd, is toch wel dat linkse academici vaker (bereid zijn te) discrimineren op ideologische gronden dan rechtse academici, en dat rechtse academici vaker het slachtoffer zijn van dergelijke discriminatie. Als je dan weet, zoals onderzoek bevestigt, dat linkse academici overweldigend oververtegenwoordigd zijn aan universiteiten (zowel bij ons als internationaal) dan is het duidelijk dat je met een probleem zit: universiteiten kunnen heel toxische werkomgevingen zijn voor wie zich niet conformeert aan de dominante ideologie.
 
Hier komt een paradox naar voren die De Block misschien iets meer uit de verf had mogen laten komen: rechtse academici tolereren in de praktijk méér ideologische diversiteit dan linkse en zullen dus meer bereid zijn om open in debat te gaan met andersdenkenden dan hun progressieve collega’s. Dat is een contra-intuïtieve en ontluisterende conclusie als je bedenkt dat linkse figuren er zich doorgaans op laten voorstaan dat ze zo ontzettend ruimdenkend zijn en diverstiteit toejuichen terwijl rechtse mensen eerder bekrompen heten te zijn. Niet dus.
 
In de praktijk wordt trouwens niet altijd veel moeite gedaan om die discriminatie toe te dekken. Activistische linkse intellectuelen zijn vaak zo heilig overtuigd van hun eigen gelijk dat ze de ‘uitzuivering’ van ongewenste stemmen als een morele vanzelfsprekendheid beschouwen. ‘Zij beweren dat rechtse academici de wereld in het algemeen, en de academische omgeving in het bijzonder vergiftigen,’ schrijft De Block. ‘Als we onze omgeving veilig en gezond willen houden, dan moeten we toxische elementen weren. […] Rechts is dus slecht, tenminste volgens links, en we hebben de morele plicht om wat slecht is te bestrijden.’ Een dergelijke positie is verbluffend omdat ze niet alleen getuigt van buitengewone morele arrogantie, ze volgt ook perfect de logica van extreem-rechts, dat eveneens de maatschappij wil uitzuiveren van volgens hen ongewenste ideologische elementen. Les extrêmes se touchent, heet het dan in schoon buitenlands.
 
Dat is allemaal toch wel wat verbijsterend. Beeld je in dat rechts op dezelfde manier zou spreken over links, of over bevolkingsgroepen (zwarten, moslims, alfabetregenboogmensen) die links wel leuk vindt: de verontwaardiging zou luidkeels ten hemel stijgen. En stel je voor dat een gewone werkgever zijn aanwervingen zou laten sturen door ideologisch vooroordeel tegen bijvoorbeeld gelovige moslims omdat die een fundamenteel andere ideologie aanhangen dan de westerse over homorechten en vrouwenrechten (nochtans belangrijke linkse thema’s!): die zou niet alleen worden gebrandmerkt als iemand die discrimineert, maar zich bovendien blootstellen aan juridische vervolging.
 
Zwevende betekenaars
Een ander aspect van het debat dat in dit opzicht misschien iets scherper had kunnen worden gesteld, is de definitie van de termen zelf: wat bedoelen we eigenlijk met ‘links’ en ‘rechts’? Aan het begin van het boek kruist De Block de as links-rechts met de as progressief-conservatief om zo het ideologische veld te schetsen waarin hij zich beweegt. Het is weinig verrassend (en ook perfect legitiem) dat hij de termen links en rechts (maar ook de begrippen progressief en conservatief) op een vrij conventionele wijze gebruikt, en dat wil zeggen: zoals ze doorgaans in het dagelijks gebruik met bepaalde morele, sociale en economische posities worden geassocieerd.
 
Toch had De Block had hier iets doortastender kunnen zijn. Met name in de meest gepolariseerde academische debatten, en dat zijn de debatten binnen de disciplines die het meest radicaal door links zijn gekoloniseerd (genderstudies, zelfverklaard-kritische rassenstudies, queerstudies, minderhedenstudies allerhande, door critici ook wel klaagstudies of grievance studies genoemd), hebben de begrippen links en rechts inmiddels vrijwel alle betekenis verloren. Het gaat er daar allang niet meer om dat mensen die ‘rechts’ zijn niet aan bod komen of actief voor hun baan moeten vrezen. De situatie is dermate gepolariseerd dat zelfs traditioneel-linkse mensen vandaag koudweg als rechts – of erger – worden geparkeerd.
 
Denk bijvoorbeeld aan feministen. Zij staan traditioneel op de barricaden voor de rechten van vrouwen en zijn bijzonder begaan met het gegeven dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in de academische wereld. Sinds de opkomst van de postmoderne genderideologie worden traditionele feministen evenwel steeds vaker in de verdomhoek van rechts geplaatst: in de mate dat zij vrouwenrechten zien als rechten van biologisch vrouwelijke personen worden zij afgeschilderd als transfobe rechtse agitatoren die ontkennen dat transvrouwen ook ‘echte’ vrouwen zouden zijn. Traditionele feministen blijken nu plots TERFs of Trans-Exclusionary Radical Feminists te zijn, waarbij het woord ‘radicaal’ wordt ingezet om te suggereren dat een traditioneel progressieve positie een radicaal-rechtse vorm van geweld impliceert.
 
Dat is een niet onbelangrijke kwestie. Links en rechts zijn vandaag floating signifiers: ze betekenen wat de hardste roepers in het zelfverklaarde linkse kamp bepalen. Maar waarom zou radicaal-links eenzijdig de termen van het debat mogen bepalen? En hoe zit het dan met het recht op zelfdefinitie (ja, daar heb je dat woord) van conservatieve mensen? Een belangrijke stroom in het conservatieve denken is namelijk diep humanistisch geïnspireerd en is even bekommerd om sociale rechtvaardigheid (homorechten, gendergelijkheid, sociaal vangnet, ecologie) als progressieve mensen, alleen voelen zij iets minder de aandrang om de traditionele kaders, die vaak gewoon goed werken, roekeloos aan stukken te slaan. In die zin is het dan ook goed te bedenken dat er een verschil is tussen enerzijds ‘rechts’ en ‘conservatief’ – de termen die De Block gebruikt – en anderzijds ‘reactionair’ – een term die De Block niet gebruikt maar die ter linkerzijde impliciet vaak als equivalent van ‘rechts’ en ‘conservatief’ wordt gezien. Die nuance had De Blocks analyse scherper kunnen stellen: door conservatief met reactionair te contrasteren kun je conservatieven veel moeilijker demoniseren als een gevaar voor alles wat progressief lief is.
 
De onvermoede deugd van de brute macht
Dat wat als rechts wordt benoemd soms gewoon liberaal-progressief is (en dus niet links genoeg om niet-rechts te zijn) maakt niet alleen een zinnig debat in deze termen moeilijk, die wazigheid vervult ook een strategische rol. Als taal de werkelijkheid creëert, zoals in radicale kringen van gender- en rassentheorie wordt beweerd, dan is de beheerder van de begrippen waarmee de werkelijkheid wordt beschreven ook de beheerder van de werkelijkheid zelf. Dat mag epistemologisch onzin zijn (omdat de wereld onafhankelijk van onze taal bestaat: probeer maar eens pijnloos door een muur te lopen die je als deuropening definieert), politiek is het zeer reëel. Zoals de socioloog en filosoof Panajotis Kondylis ooit schreef: de wereld wordt gecontroleerd door diegene die er verbindende interpretaties van kan opleggen. Met andere woorden: echte macht (en dat is de enige macht die in de sociale wereld van tel is) is de mogelijkheid om andere mensen zich te doen gedragen alsof jouw beschrijving van de werkelijkheid de juiste was. Wie andere mensen ertoe kan brengen zich te conformeren (onderwerpen) aan zijn denkbeelden heeft de facto macht. Al de rest is irrelevant. Door actief de regie te voeren over wat termen als links en rechts betekenen houdt het ideologisch-linkse kamp dus een strategische troef in handen.
 
Daarom wordt door de nieuwe gedachtenpolitie zoveel aandacht besteed aan taal, aan het gebruik van de juiste woorden, en aan het censureren van de foute woorden die je niet meer mag gebruiken (zie hierover ook Het wankele recht van spreken (LINK) van Koen Lemmens over de vrije meningsuiting). Door de wereld dwingend te (her)beschrijven proberen linkse activisten en academici een nieuwe werkelijkheid te creëren die iedereen mee in stand moet houden door te spreken alsof de werkelijkheid ook echt zo was. Kritische bevraging van die nieuwe beschrijving wordt niet wenselijk geacht. Dat is een systeem van newspeak dat men nog extra tegen externe kritiek beschermt door een volledig lexicon aan nieuwe termen te introduceren (van intersectionaliteit over hegemonisch dit-en-dat tot trans-epistemelogieën, waar voelen hetzelfde is als weten), zodat theoretische literatuur over de nieuwe progressieve ideologie voor de leek onbegrijpelijk wordt – en dus mogelijk heel erg ‘wetenschappelijk’ zal lijken. Maar in elk geval: wie de newspeak niet spreekt, komt sowieso niet in aanmerking voor serieuze deelname aan het debat (want zij zijn ‘niet mee’ of ‘begrijpen het niet’), terwijl diegenen die zich de newspeak wel eigen hebben gemaakt doorgaans ook aanhangers zijn van de nieuwe ideologie. Zo wordt het publieke debat heel snel zeer eenzijdig.
 
Een dergelijke ideologische dominantie heeft een verkillend effect op het debat en sluit verondersteld-rechtse stemmen a priori uit, niet alleen in het debat (door bijvoorbeeld verondersteld ‘rechtse’ publicaties tegen te houden, waarvan De Block aantoont dat het wel degelijk gebeurt) maar ook in het werkveld (door discriminerende selectie bij aanwervingsprocedures). Wie aan de universiteit wil werken kan dan maar beter doen alsof hij/zij in het ideologisch linkse wereldbeeld gelooft, of anders… Zo creëert men een angstcultuur die door De Block duidelijk wordt vastgesteld bij zijn respondenten, zowel links als rechts (want ook linkse onderzoekers hoeden zich om onderzoeksresultaten te publiceren die door wakkere collega’s als te ‘rechts’ zouden kunnen worden ervaren).
 
We zien hier dus vrij brute machtspolitiek aan het werk. En dat is opmerkelijk omdat met name linkse intellectuelen zo graag ‘de macht deconstrueren’ en aan de kaak stellen. Maar brute macht is blijkbaar alleen maar fout als rechts ze gebruikt. Linkse brute macht is een deugd die als malse regen over de maatschappij neerdaalt.
 
Een nieuwe zuiverheid
De bittere ironie is dat uitgerekend de door links gedomineerde universitaire wereld vandaag een omgeving is waar een dergelijke angstcultuur actief wordt gestimuleerd, al dan niet openlijk of via venijnig pestgedrag. ‘Rechts is vooral afwezig aan de universiteit,’ schrijft De Block, ‘omdat wie rechts is, zich niet erg thuis voelt in een academische omgeving. Onderzoekers met een links profiel doen ook erg hun best om van de academische omgeving een onaangename plek te maken voor onderzoekers of professoren met een rechtse achtergrond. Niet zelden is er zelfs sprake van discriminatie van rechtse individuen door linkse onderzoekers.’
 
Het is goed om de enormiteit van deze vaststelling even te laten inzinken. Met name omdat het geen slogan is die De Block lichtzinnig in de blogosfeer werpt, maar de conclusie van gedegen onderzoek dat steunt op empirische vaststellingen over de manier waarop universiteiten in de westerse wereld vandaag functioneren (want De Block baseert zijn bevindingen niet alleen op eigen onderzoek maar ook op wat internationale vorsers vaststellen). Dat zelfverklaard-linkse mensen doorgaans de eersten zijn om zich publiekelijk op te winden over discriminatie, of over rechtse praat tout court, zet dit alles bovendien nog in een behoorlijk cynisch licht. Wat betekenen die progressieve waarden eigenlijk nog? Is de linkse elite zelf niet bezig met het uithollen van haar zogenoemde progressieve waarden? En ook goed om te bedenken: wie heeft binnenkort nog de morele geloofwaardigheid om zich uit te spreken tegen een verdere neoliberale coup op de maatschappij of tegen de maatschappelijke ruk naar rechts?
 
Dat zijn vragen die verder gaan dan de gezondheid van de universiteit als werkomgeving of de geloofwaardigheid van de wetenschap als publieke praktijk, al zijn ook dat al behoorlijk fundamentele kwesties. Maar in de mate dat de linkse intellectuele elite zich schuldig maakt aan wat ze zelf ten strengste veroordeelt, zet het epistemologisch en moreel relativisme dat zij theoretisch in de markt heeft gezet ons op ramkoers voor een extreem gepolariseerde maatschappij, waarbij die elites zich in toenemende mate het recht toeëigenen om de rest van de wereld voor te schrijven hoe correct te leven en juist te denken. Hoeveel maatschappelijke steun er is voor een dergelijk project zal mogelijk nog in vele Europese stemhokjes mogen blijken. Dat zijn geen rooskleurige vooruitzichten, en al helemaal niet voor wie, zoals veel conservatieve mensen, onze moderne liberale vrijheden genegen is.
 
Andreas De Block: Is links gewoon slimmer? Ideologie aan onze universiteiten, LannooCampus, Leuven 2023, 222 p. ISBN 9789401490843

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri