Nederlands proza

BOEKEN NR. 7, SEPTEMBER 2023

Louis Paul Boon: Wat een leven! en andere Boontjes

door Christophe Van Eecke

Zelfportret in honderden en enige fragmenten  

Gedurende twintig jaar, van 1959 tot 1978, creëerde Louis Paul Boon een dagelijkse column voor de socialistische krant Vooruit, de zogenaamde Boontjes. Veel van deze korte stukjes werden vele jaren geleden al eens gebundeld in een aantal edities per kalenderjaar. Nu verschijnt, als deel 21 van het Verzameld Werk van Boon, een vuistdikke editie van de Boontjes die de auteur zelf tijdens zijn leven in boekvorm had laten uitgeven. Dat betekent dat in deze monsteruitgave negen boeken zijn samengebracht: Dag aan dag (1963), Dorp in Vlaanderen (1966), Wat een leven! (1967), De Bom (1969), 90 Mensen. Bekende en minder bekende (1970), Eten op zijn Vlaams (1972) en Davids jonge dagen (1974), aangevuld met de kleine edities 16 van Louis Paul Boon (1968) en Over mijn boeken (1969). Dat alles is ook nog eens voorzien van een uitgebreid en bijzonder inzichtelijk nawoord van uitgever Kris Humbeeck, zelf een tekst van respectabele boeklengte.
 
Het zou verleidelijk zijn om, zeker in het licht van Boons majeure romanwerken, over deze korte opstellen te schrijven als secundaire teksten, parafernalia van een groot oeuvre. Maar die verleiding moet worden weerstaan. Men kan veel over de Boontjes zeggen, maar niet dat ze louter broodschrijverij zouden zijn. Voor alle duidelijkheid: dat waren ze uiteraard, een schrijver moet ook eten en de hypotheek betalen; maar tegelijk doen deze teksten zoveel meer. Om te beginnen zijn ze het dichtste dat Boon ooit is gekomen bij het schrijven van een indirecte autobiografie in dagboekvorm. Dat mag niet verrassen: wie jarenlang dagelijks zijn leven chroniqueert zal niet verbaasd zijn op het einde van dat project een massieve tekst te hebben die het midden houdt tussen dagboek, kroniek, opiniestuk en autobiografie, dat alles een beetje verbrokkeld en vermengd, met de nodige fabulatie waar nodig (of handig), maar uiteindelijk wel coherent en mogelijk zelfs verhelderend als portret van de man.
 
De hier samengebrachte boeken vallen uiteen in verschillende groepen. De belangrijkste cluster zijn de meest autobiografisch getinte werken: Dag aan dag, Dorp in Vlaanderen en Wat een leven! Het eerste boek begint meteen met herinneringen aan Boons jeugd: ‘Flarden van vroeger’ is de titel van het eerste Boontje dat we lezen. Daarna ontvouwt zich over verschillende honderden pagina’s een pakkend tableau, in vele tientallen miniaturen, van het leven in Vlaanderen in de eerste helft en de middelste decennia van de vorige eeuw. Wat daarbij opvalt, althans voor een lezer van mijn generatie (bouwjaar 1977), is hoe herkenbaar het allemaal nog voelt. Hoewel ik geboren ben op het moment dat Boons schrijverscarrière zijn einde nam, en hij dus tot de generatie van mijn overgrootouders behoort, is de wereld die hij oproept een wereld die mij, zeker als kind van de arbeidersklasse, bijzonder bekend voorkomt: het spelen op braakliggend terrein, de zolderkamer onder de blote dakpannen, de karakteristieke personages van het dorpse leven… De wereld waarin Boon opgroeiende en vervolgens zijn volwassen leven uitbouwde, is een wereld waarvan ik de nadagen nog heb gekend. Dat maakt het lezen van deze korte stukjes tot een beleving van herkenning: ja, zo was het, indien niet voor mij, dan in elk geval hoe mijn grootouders het verteld hebben. Dat vertelde aspect is trouwens belangrijk: zoals Humbeeck aangeeft in zijn nawoord is veel van wat Boon schrijft oprecht gelogen, en niet helemaal correct naar de feiten, zodat er toch wat rek zit op de biografische betrouwbaarheid van het gepresenteerde. Doorheen het hele vertelavontuur is de romancier Boon dan ook sterk aanwezig in de manier waarop hij zichzelf opvoert en vorm geeft aan zijn leven zoals hij zou willen dat we het lezen.
 
De latere boeken hebben een meer fragmentair karakter. 90 Mensen, zoals de titel suggereert, is een reeks portretten van zowel literaire en andere grootheden als van alledaagse mensen. Hoewel Boon ook hier heel treffend en vaak pakkend schrijft, mist een dergelijke bundeling de narratieve lijn die de eerdere bundels kenmerkt. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Eten op zijn Vlaams, waarin in thematische hoofdstukken Boontjes zijn gebundeld over de delicatessen van de Vlaamse volkskeuken. Hier opnieuw viel mij op hoeveel van Boons culinaire repertoire mij uit mijn jeugd is bijgebleven: van droogvis over bloedworst tot stoemp en talloze andere gerechten die in mijn familie, zoals in talloze andere, op tafel kwamen (aardappelen in de schil schotel ik mezelf tot op vandaag voor). Daarbij moet gezegd dat Boons manier van beschrijven (waarbij de recepten niet meteen van precieze maateenheden worden voorzien) mij vaak letterlijk het water in de mond bracht. Ik was eerlijk gezegd niet happig (pun intended) om een boek over de Vlaamse keuken te beginnen lezen, maar dat vooroordeel was ongegrond: Boon combineert culinaire wenken met voor-de-vuist-weg vertelde cultuurgeschiedenis en persoonlijke anekdotiek tot een verrukkuluk geheel.
 
Het nadeel van een dergelijke bundeling is uiteraard wel dat het soms toch een beetje repetitief wordt: het ene Boontje na het andere over Vlaamse kost zorgt ook voor herhaling, waardoor de latere thematische bundels iets minder uitnodigen tot een lectuur die meteen van kaft tot kaft gaat (wat voor de eerdere bundels wel gold). Want ook Davids jonge dagen, over de eerste levensjaren van kleinzoon David Boon, gaat soms gebukt onder het semper idem, zeker voor lezers die de krijspartijen en andere peuterse stoten van jonge spruiten niet onverdeeld vertederend vinden. Daarbij moet echter worden bedacht dat dit niet de leeservaring van de oorspronkelijke lezers was: de Boontjes werden kris-kras door elkaar geschreven en zijn pas naderhand, soms jaren na de feiten, in bundels samengebracht, wat tot een fundamenteel andere leeservaring leidt.
 
Het meest onconventionele boek uit de bundel is uiteraard De Bom, een dagboek van Boons medewerking als hoofdrolspeler in de gelijknamige film van de toen nog jonge en pas voor het eerst in de filmwereld opduikende Robbe De Hert, door Boon als een soort Jonge Blonde Filmgod beschreven. Afgaand op de tientallen setfoto’s die dit boek illustreren, is die duiding trouwens niet meteen van de pot gerukt, want de jonge De Hert was wel degelijk een charismatische verschijning. De Bom is ook een interessant boek omdat Boon hier, veel meer dan in de andere bundels, zijn reputatie als viezentist waarmaakt: hij houdt maar niet op over de visuele attracties van de jonge actrice die zijn dochter speelt, en die hij en négligée tegen zijn borst mag trekken, en over wie hij ons deelachtig maakt aan zijn avunculair-erotische beslommeringen.
 
Het effect van al deze boeken op rij te lezen is opmerkelijk. Hier ligt wel degelijk een onbedoelde, fragmentaire, maar toch coherente en soms onthullende autobiografictie die ons inkijk verschaft in life with the Boontjes, Lowieke en Jeanneke, en hun petankebaan, hun zoon, hun kleinzoon, hun auto-uitjes, hun werkdaagse routine, hun sloffen en vooral hun bijzonder Vlaamse alledaagsheid. En dat roept ook de vraag op naar de zelfpresentatie van Boon: een geniaal auteur met een grote eruditie (maar eruditie van een bepaald soort die zich, tot zijn eigen spijt, niet kon meten met de mondaine eruditie van frenemy Hugo Claus) die zich niettemin compromisloos als een man van het volk portretteert, een kneusje zelfs. Een portret dat ongetwijfeld waarheidsgetrouw is, maar dat toch ook een imago was dat hij cultiveerde. Een portret van een literair meester die (althans volgens deze lezer) meer dan Hugo Claus de Nobelwedstrijd had mogen winnen, maar die zijn universum, zowel dagelijks als literair, in Erembodegem zag, en voor wie een autorit naar een frituur twee dorpen verder een avontuur van micro-epische proporties was, stof voor meerdere Boontjes, en een gelegenheid om, met de guitige blik van de achteloze observator, de Vlaamse aard (want die is er, alle politieke correctheid ten spijt) bloot te leggen.
 
De Boontjes zijn geen secundaire of mineure werken in het Boonse oeuvre: het zijn de gebundelde miniaturen van een meester die, van dag tot dag, perfect wist wat hij deed, wat hij schreef, waarom, en hoe. Voor wie de Kapellekensbaan (en dat Termurense vervolg) een paar literaire kilometers te lang is als eerste opstap zijn deze Boontjes dan ook een uitstekende uitvalsbasis voor verdere verkenning. Wie al verk(n)ocht is aan Boontje (en welke rechtgeaarde lezer is dat niet?) is deze editie het equivalent van een snoepwinkel voor een vijfjarige: honderden Boontjes bij elkaar, hapklaar, en elk een delicatesse, pakkend of schalks, en alles daartussen. De avontuurlijksten onder ons mogen overwegen om de honderden hoofdstukjes gewoon kris-kras door elkaar te lezen, als net zoveel surprise-eieren van een populair doch niet nader te noemen sjokolademerk.
 
Louis Paul Boon: Wat een leven! en andere Boontjes, De Arbeiderspers, Amsterdam 2023, 1088 p. ISBN 9789029510691. Distributie L&M Books

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri