Poëzie

BOEKEN NR. 6, JUNI 2023

Cees Nooteboom: Zo worden jaren tijd. Gedichten 2022-1955

door Dirk De Geest

Een monument voor een monument: zo kan je Zo worden jaren tijd nog het best omschrijven. Ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag kreeg Cees Nooteboom een prachtige uitgave van zijn verzamelde gedichten. De auteur mag dan wel wereldwijd bekend zijn omwille van zijn romans en zijn essayistisch werk, hij is ook (en volgens sommigen zelfs vooral) een vooraanstaand dichter. Dit boek verzamelt voor het eerst alle eerder in boekvorm gepubliceerde gedichten, anderhalf dozijn bundels die en periode van 65 jaar dichterschap overspannen. Dat is meteen ook een cadeau voor de lezers van Nooteboom want zijn poëzie verscheen bij diverse uitgevers, en heel wat van die uitgaven zijn al lange tijd onvindbaar.  

De dichter heeft, naar eigen zeggen, ervan afgezien om in zijn eerdere poëzie wijzigingen aan te brengen of om teksten weg te laten omdat ze hem vandaag niet langer voldoen. Dat maakt dat wij daadwerkelijk hier de bundels kunnen lezen zoals ze indertijd werden gepresenteerd, waardoor deze uitgave onmiskenbaar ook een zeker literair-historisch belang heeft. (Jammer is wel het ontbreken van een register op titels en beginregels.) Toch heeft Nooteboom één belangrijke wijziging aangebracht. In plaats van de gebruikelijke chronologische ordening is bewust gekozen (ook in de ondertitel van het boek) voor een omgekeerd tijdsverloop. Het boek opent met de meest recente dichtbundel, Vos (2022), en keert zo terug in de tijd tot aan de debuutbundel De doden zoeken een huis (1956). Samen met de dichter kijkt ook de lezer terug van het heden naar het verleden. Dat creëert een bijzondere leeservaring waarbij de vroegere dichter hoofdzakelijk in het perspectief van de latere dichter wordt gelezen.
 
In het specifieke geval van Nooteboom springt vooral de enorme continuïteit van zijn werk in het oog. Zijn eerste bundels zijn vaak nog lyrischer van toon, met veel associaties en beelden, maar onmiskenbaar is dan al de neiging aanwezig om inzichten te vertolken, om in het gedicht als het ware spreukachtige of aforistische regels te verwerken. Die reflecterende dimensie neemt gaandeweg toe, al valt dan weer op hoe de nieuwste bundels van de dichter weer veel plaats inruimen voor beschrijvende passages. Ook valt op hoe de dichter van bij het begin van zijn loopbaan veel zorg besteedt aan de opbouw van strofen. Die vormen telkens een geheel op zich (waarbij de grenzen tussen de regels vaak een ondergeschikte rol lijken te vervullen), waardoor ieder gedicht bestaat uit enkele scenes die elkaar weerspiegelen, verder uitwerken of net bijdragen tot contrasten en spanningen. Dat stilistische vakmanschap is in de loop der jaren verder uitgebouwd, met de recente bundels Monniksoog en Afscheid als hoogtepunt; in deze bundels krijgen de opbouw met drie kwatrijnen en een extra regel de structuur van een eigenzinnig sonnet waarbij ieder woord bijdraagt tot de spanning van het geheel. 
 
Thematisch valt eveneens op hoe Nooteboom veel van zijn gedichten laat cirkelen rond enkele constanten. Zo is de tegenstelling tussen zijn en worden, tussen een statische en een dynamische visie op de werkelijkheid vrijwel steeds werkzaam. Dat worden hangt nauw samen met het verdwijnen, want de temporaliteit is onvermijdelijk verbonden met eindigheid en vergankelijkheid. In zijn debuut was de toen nog jonge dichter al intens bezig met de grens van de dood en het vermogen om over de dood heen mensen te laten voortleven in de herinnering en de taal. Dat thema is Nooteboom als dichter en als mens blijven fascineren en het wordt in dit boekwerk op honderden manieren gevarieerd. Het vermogen om te verdwijnen krijgt daarbij gaandeweg veel sterker een positieve invulling, en het wordt een hoeksteen van de filosofische overtuiging die ten grondslag ligt aan de poëzie: de confrontatie met Oosterse denkers en kunstenaars heeft daarbij ongetwijfeld versterkend gewerkt, maar dit verzamelwerk laat zien hoe die latere invloeden vooral hebben bijgedragen tot een verdere, meer systematische articulatie van wat al vroeg in het oeuvre lag besloten. 
 
Dat bij dat alles ook de taal en het dichterschap zelf een belangrijke rol spelen, kan nauwelijks verbazen. Het is de blik en vooral het vakmanschap van de dichter dat die ogenblikken van besef op een begenadigde wijze kan omzetten in quasi-universele talige bouwstenen. De dichter is een meester in het registreren van de boosheid, in momentopnamen van het verdwijnen en het voorbijgaan, maar net het resultaat daarvan blijft overeind, als een grafsteen of een monument. Het is een poëtica maar ook een ethische en existentiële omgang met het eigen bestaan, dat van anderen en van het universum. Het is de visie van een lyricus die gaandeweg steeds meer ook een denker is gebleken, maar die op zijn beste momenten (en dat zijn er vele) onvergetelijke gedichten heeft geschreven: gisteren en vandaag maar evenzeer bakens voor de toekomst. 
 
Cees Nooteboom: Zo worden jaren tijd. Gedichten 2022-1955, De Bezige Bij, Amsterdam 2023, 635 p. ISBN 9789403161716. Distributie Standaard Uitgeverij

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri